Regels voor het gebruik van de atletiekbaan bij trainingen
De trainer zorgt ervoor, dat zijn groep op de hoogte is van de volgende baanregels en hij/zij is verantwoordelijk voor de naleving ervan.
Baan 1 tot en met 4
1. Voor: mila-, baan- en sprinttrainingen langer dan 100 m.
2. Tempo’s in baan 1, altijd zoveel mogelijk links lopen en achter elkaar. Inhalen doe je aan de rechterzijde.
3. Uitlopen na een serie in baan 2/3. Probeer baan 1 op de laatste 100 m van je serie te verlaten, kijk eerst achterom of er geen atleet je op dat moment gaat inhalen.
4. Word je ingehaald, blijf dan links lopen totdat de atleet voorbij is.
5. In- en uitlopen in baan 3/4.
6. Loop altijd tegen de klok in.
Baan 5 tot en met 8
1. Er zijn 2x 4 sprintbanen beschikbaar (kantine en overzijde).
2. Deze banen zijn voor:
a. sprinttrainingen tot en met 100 m;
b. trainen van start en/of met startblokken;
c. hordentraining.
Overige aandachtspunten:
1. Lopers op de baan hebben altijd voorrang. Kijk of de baan waarin je start achter je leeg is en of je niemand hindert.
2. Let op bij het oversteken dat je lopers op de baan niet hindert.
3. Steek niet het middenveld over als dit wordt gebruikt voor technische onderdelen.
4. Sta niet stil in baan 1 of de sprintbanen waarop op dat moment getraind wordt.
5. Bij dreigend “gevaar” roep je “Baan” om de andere atleten te waarschuwen.